De geschiedenis van het Leen
In 1480 stichtte de zeer rijke koopman Gerrijt van Belcum uit Leeuwarden het Sint Christophorileen tot Oldehove. Uit zijn testament bleek dat hij het vruchtgebruik had geregeld voor een priester die voor zijn zielenheil missen zou moeten lezen. Niet alleen voor deze priester gold het vruchtgebruik (ofwel beneficie), maar ook voor latere nazaten. Alleen afstammelingen van Van Belcum mochten de begunstigde (beneficiant) kiezen. Omdat zij dit recht hadden en hebben, worden zij collatoren genoemd.
In de eerste honderd jaar na het overlijden van Gerrijt van Belcum in 1480 werd het vruchtgebruik inderdaad ingezet voor priesters die studeerden en leefden van het leen. Maar Maarten Luther had in 1517 zijn stellingen aan de slotkapel van Wittenberg gespijkerd en daarmee de reformatie in Europa ingeluid. De Staten van Friesland verklaarden op 31 maart 1580 de nieuwe geloofsovertuiging tot officiële godsdienst. De rooms-katholieke eredienst werd afgeschaft en meteen ook verboden.
Vanaf dat moment kwam er een beslissende wending in het vruchtgebruik. In die tijd was er maar één persoon die de beneficie kreeg en ging het om een erg groot voordeel. De beneficiant kon er helemaal van leven. Het duurde tot 1870 voordat er een concept van een schriftelijk reglement werd opgesteld, waarin werd voorgesteld om in plaats van één, twee beneficianten gelijktijdig te benoemen. Het duurde nog achttien jaar voordat er een definitief reglement kwam, ruim vierhonderd jaar na het testament van Gerrijt van Belcum.
Toezicht op het leen.
Van 1832 tot 1915 waren Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden provisor (toezichthouder) van het leen. Tot dan werd er maar één pensie per begeving verleend. Dit leidde ertoe dat er sprake was van een wedstrijd tussen gegadigden ter verkrijging van het grootste aantal stemmen van collatoren. B&W van Leeuwarden wilden de begeving sterk vereenvoudigen, door de besluitvorming weg te halen bij de collatoren (afstammelingen) en onder te brengen bij henzelf, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten. Echter, de collatoren wezen dit op historische gronden af. In 1923 nam de provincie het toezicht over en werd de Commissaris van de Koning provisor.
Financiële ondersteuning.
Inmiddels zijn de statuten van het leen glashelder en is er geen of veel minder reden voor rumoer. Nog tot in de jaren zestig probeerden gegadigden actief stemmen te vergaren onder de collatoren. In die tijd adviseerde een onderwijscommissie het leen over de toekenning en moesten kandidaten blijk geven van hun kennis en inzet. In 1980 kregen vijf beneficianten een toelage. Nu is die commissie er al lang niet meer en hoeft men niet meer te “vechten” voor een pensie. Het rendement op het vermogen is tot nu toe zodanig dat iedere gerechtvaardigde aanvraag kan worden gehonoreerd met een jaarlijkse toelage van (op dit moment) € 1.500,00. Sinds 1985 is het ook mogelijk om financiële ondersteuning te krijgen voor een vervolgstudie of -onderzoek na de universiteit, zoals een promotietraject.
Weyenbergh-Gorter-Siniafonds
Het bestuur van het Sint Christophorileen tot Oldehove behartigt ook de belangen en de begeving van het in 1911 bij testament door een nazaat van Van Belcum opgerichte Weyenbergh-Gorter-Siniafonds.
Voorwaarden.
Om in aanmerking te komen voor een pensie moet de aanvrager afstammeling zijn van Gerrijt van Belcum. De eerste eeuwen na de dood van Van Belcum beschouwden enkele families het leen als een soort familiebezit. Maar de families, en daarmee het aantal afstammelingen, dijden enorm uit. Op dit moment staan er in de registers van het leen circa 10.000 afstammelingen ingeschreven. Een identiteitsbewijs en een trouwboekje van de ingeschreven ouders of een uittreksel uit het geboorteregister zijn voldoende om de link naar het leen aan te tonen. Daarmee laat je zien dat een van je voorouders ooit stemgerechtigd was.